ca 1400 - 1900
-INTRO-
Deze afdeling geeft een overzicht van alle speelkaartenmakers, waarvan bekend is dat zij in de tijd voor 1900 kaartspellen hebben vervaardigd. Ook opgenomen in deze lijst zijn drukkers en uitgevers. De lijst is samengesteld door Lex Rijnen, sinds rond 1970 al een verzamelaar van speelkaarten, met een grote expertise op dit gebied. Hij heeft ook de hieronder staande introductie geschreven, die in het kort de ontwikkeling van de speelkaart in ons deel van de wereld beschrijft. Het gepresenteerde beeldmateriaal in deze afdeling is afkomstig uit de collecties van diverse verzamelaars en musea.
Naast de gedocumenteerde speelkaartenmakers, drukkers en uitgevers zijn er ook spellen, waarvan deze niet bekend zijn, maar waarvan men wel het sterke vermoeden heeft dat deze in Nederland gedrukt en uitgegeven zijn. De jaartallen zijn geschat. Mocht u beschikken over gedocumenteerde informatie over spellen die in deze sectie getoond worden of over spellen beschikken, die hier niet getoond zijn, maar wel in Nederland gedrukt en uitgegeven zijn in de periode tot 1900, dan willen wij dit graag vernemen. U kunt daarvoor contact opnemen met onze curator.
ONBEKENDE MAKERS | |
1675 | Potsenmakers etc. |
1700 | Burlesque, naar J.Gole |
1700 | 10 losse kaarten |
1715 | Nieuwe Constitutie |
1720 | Pasquins windkaarten |
1750 | Zilveren kaarten |
1770 | Spreekwoorden en gezegden |
1770 | Tweede gebruik |
1813 | Handgemaakt |
1840 | Waarzegkaarten |
1895 | Handgemaakt |
Maar lees voor de context van deze lijsten eerst........
EEN SAMENVATTING
VAN HET WEL EN WEE VAN DE HOLLANDSE KAARTENMAKER
IN DE LOOP VAN 7 EEUWEN GESCHIEDENIS.
-Lex Rijnen-
IN DEN BEGINNE........
De vroegste Nederlandse kaartenmaker -drukker zou al rond 1395 werkzaam kunnen zijn geweest. Een Amsterdamse stadskeur uit 1395 laat het spelen met de "quairten" toe. Er zijn de nodige keuren uit andere steden die het kaartspel verbieden of toelaten, zodat we mogen aannemen dat het spel al ruim verbreid was.
Evenals in andere Europese landen vinden wij in de 14e eeuw
sporen van het gebruik van speelkaarten aan de Grafelijke- en Hertogelijke hoven
in de Nederlanden. Het meest geliefde spel was "Poteroyen of Zeilen". De kaarten waren duur en voor de elite, maar met de uitvinding van de
drukkunst met houtblok kwam de speelkaart binnen eenieders bereik en begon het
kaartspel in herbergen en kroegen het dobbelspel te verdringen. Ongetwijfeld zullen
in de 15e en 16e eeuw Hollandse drukkers speelkaarten
hebben geproduceerd, namen zijn ons echter nauwelijks bekend. Dit in
tegenstelling tot de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België), waar
gedurende genoemde periode talloze kaartenmakers in o.a. Antwerpen, Doornik en
Brussel werkzaam waren. Pas eind 16e eeuw ontstond er een beeld en
speelde Holland vanaf die tijd een bescheiden rol in de productie van
speelkaarten binnen Europa.
DE HERTOG VAN PARMA
Er werd weleens gesuggereerd, dat na de val van Antwerpen in 1585, de Amsterdamse kooplieden, wel een standbeeld van de Hertog van Parma, de veroveraar van Antwerpen, hadden mogen oprichten. Het bood de nu van Spanje afgescheiden Noordelijke Nederlanden ongekende kansen. Antwerpen was tot dan de belangrijkste handelsstad in de regio. |
|
Door de afsluiting van de Schelde door de Hollanders slonk de invloed van Antwerpen nog verder. Veel Vlaamse kooplieden en handwerklieden, waaronder kaartenmakers, kozen domicilie in de Noordelijke Nederlanden, met name in Amsterdam, waar ook de meeste speelkaartenmakers zich vestigden. Ze brachten geld en vakmanschap. De Gouden Eeuw kon beginnen. |
|
"De Hertog van Parma" (1545-1592), door Allesandro Farnese. |
DE GOUDEN EEUW
In deze eeuw zou Holland in de wereld een toppositie in nemen voor wat
betreft handel, wetenschap, kunst en als militaire (zee)macht. |
|
Zoals in Leiden een textiel- industrie, in
Delft aardewerk en bierbrouwerijen en in Amsterdam een (bescheiden) speelkaarten
industrie en dat zou lange tijd zo blijven. Ca 1670 stagneerde economie. De komst van Franse vaklieden zorgde rond
1685 voor een opleving van de speelkaartenhandel. Jean Fouquet was een van hen,
het bedrijf zou 150 jaar blijven bestaan. |
|
"Vluchtelingen uit Frankrijk", ets, maker onbekend, rond 1685. |
THE FRENCH CONNECTION
Volgens d’Allemagne zouden in de 16e eeuw, meer dan 60 speelkaartenmeesters
in Rouen, Frankrijk, werkzaam zijn. Voor de Hollanders was de vaart op Rouen slechts een
van de velen vaarroutes. Regelmatig vertrokken schepen vanuit Amsterdam en
Rotterdam naar Rouen en vervoerden de Rouaanse kaarten op de terugreis naar
verschillende landen, zoals o.a. de 8 vaten met speelkaarten, die in 1629 met
het schip “De Gulden Haen” vanuit Rouen vervoerd werden met bestemming
Engeland, Exeter. Bij het eiland Wight werd het schip geënterd door Duinkerker
kapers en opgebracht. Wat de piraten met de kaarten gedaan hebben is onbekend. Een
ander soort van piraterij pasten de Hollandse kaartenmakers toe. Zij maakten de
Rouaanse kaarten na.
Kaartenmaker Jaques van Leest produceerde in 1636 meer dan 20 jaar
speelkaarten onder de naam van "Robbert Bonnier a Rouen met franse
letters".
Ook andere makers gebruikten nog vele jaren de merktekens van de Rouaanse
speelkaartenmakers.
In Zeeuwse tolheffings-statistieken over de periode 1638 t/m 1665 wordt melding gemaakt van invoer van speelkaarten vanuit Rouen. De "speelcaerten " werden in tonnen of vaten ingevoerd. Eerdere leveringen zullen zeker hebben plaatsgevonden.
Met de komst van de uit Frankrijk gevluchte Hugenoten, waarvan velen zich
in Amsterdam vestigden, kreeg het land rond 1685 een nieuwe impuls. Franse
speelkaartenmakers werden in Amsterdam actief. De concurrentie vanuit
Holland werd in 1747 door de Rouaanse handelskamer onderkend. De Hollandse
kaarten zouden van betere kwaliteit zijn dan de Franse.
Ook de handel op Noord-Duitsland, met name Hamburg, dreigde men te verliezen. De Rouaanse Speelkaartenmaker Jonas Fouquet, die naar Amsterdam was vertrokken zou nu 45 man in dienst zou hebben. Uit een rapport uit 1765 van de Franse consul te Lissabon blijkt dat "De Normandische kaartenmakers die in Portugal veel kaarten afzetten veel concurrentie ondervinden van Hollandse kaartenmakers".
DE ACHTIENDE EEUW
Behalve J. Fouquet en zijn opvolgers is in deze periode de drukker,
uitgever en boekhandelaar Pieter Mortier een prominent kaartenmaker. De familie
Mortier was al in het begin van de 17e eeuw naar Holland gekomen. |
"Slag om de Doggersbank" |
De desastreus verlopende 4e Engelse- (zee) oorlog van 1780 tot 1784 maakte het verval van de Republiek duidelijk. Er ontstonden politieke spanningen. De klanken van de Franse revolutie begonnen tot de Republiek door te dringen. In 1795 vielen de Franse revolutionaire legers de Republiek binnen, dit leidde tot de vorming van de Bataafse Republiek. Voor de twee nog bestaande kaartenfabrikanten betekende de toen ingevoerde belasting een zware tegenslag. |
|
DE NEGENTIENDE EEUW
Na 1806 werd onder het koningschap van Lodewijk Napoleon de belasting
gewijzigd
Na de val van Napoleon in 1813 volgde de inlijving van België bij het
Koninkrijk der
In
een artikel in het Algemeen Handelsblad van 8 Nov.1831 wordt ingegaan op de
nadelen van de afscheiding. De Belgische Speelkaartenmakers waren
voordien de grootste leveranciers naar Nederlands Oost-Indië. "Thans zoude de leverancie aan de fabrijken hier te lande
kunnen toevallen, voor zoo ver namelijk de Hollandsche
speelkaarten ,wat kwaliteit en prijs betreft, aan
de vreemde gelijk staan en de mededinging daartegen kunnen
uithouden".
Resultaten bleven uit. In 1835 loofde de Maatschappij van
Nijverheid een Gouden Medaille uit voor de oprichter van een
Speelkaartenfabriek. Voorwaarden waren: Het gebruik van inlands papier
en kwaliteit en prijs gelijk aan buitenlandse speelkaarten. Kennelijk was
in 1882 de Gouden Medaille nog steeds niet uitgereikt. Als toegevoegde
voorwaarde moest de Fabrikant nu bewijzen dat hij minstens twee jaar met tien
werklieden heeft gearbeid. In 1887 deed men alsnog een poging de Medaille te
slijten, ook dit keer te vergeefs.
Kaarten uit vooral Duitsland en België kwamen in deze eeuw in grote
getale op de Nederlandse markt. Kaartenmakers werden kaartenimporteurs, een
enkeling met vermelding van zijn naam op de kaart, de schijn ophoudend, nog
creatief bezig te zijn.
DE TWINTIGSTE EEUW
In de 20e eeuw zal de "Nederlandsche Speelkaartenfabriek"
een poging wagen. Oorspronkelijk gevestigd in Utrecht, verhuisde de fabriek naar
Amsterdam. Echter in 1912 ging de fabriek failliet. De Fa. Faddegon nam voor
weinig geld het grootste deel van de inboedel over en werd bekend als "Speelkaartenfabriek
Nederland". In 1969 beëindigde de firma zijn speelkaartenproductie. Ook in
Den Haag maakte rond 1923 de Hollandse Spellenfabriek speelkaarten,
waarschijnlijk voor korte duur.
Vier eeuwen speelkaarten maken begon rond 1600 met de komst van
kaartenmakers uit de Zuidelijke Nederlanden en eindigde met de overname van de
laatste Amsterdamse kaartenmaker door de Turnhoutse fabriek Van Genechten, later
opgegaan in Carta Mundi.
AMSTERDAM
Wie in Amsterdam het beroemde "Red Light District" wil bezoeken, is
in de stegen en straten rond het Oudekerksplein op het juiste adres. In de 17e
eeuw hadden zich hier speelkaartenmakers en verkopers gevestigd, getuige de
uithangborden zoals "De Speelkaart", "De Troefkaart", "De Vierkaart"
en "Een Schone Hand". Uit het 17e-eeuwse Amsterdam zijn ons
ca 22 speelkaartenmakers bekend en een aantal, die wel genoemd worden als
speelkaartenmaker, maar waarvan mag worden aangenomen dat zij geen eigen bedrijf
uitoefenden.
In de 18e eeuw daalde het aantal naar ca 15 en in de eerste helft 19e eeuw zijn er nog slechts 5 werkzaam in Amsterdam. De meesten houden zich dan bezig met de invoer van kaarten uit Duitsland en België. Een eigen productie is nauwelijks bekend. Na 1850 is het gebeurd met Amsterdam als speelkaartencentrum van Holland. Import wordt hoofdzaak. Ruim 50 jaar later vinden we weer speelkaartenproducent. In 1969 beëindigde ook deze fabriek de productie.
DE REST VAN NEDERLAND
Buiten Amsterdam zijn tot 1900, voor zover bekend, slechts weinig
speelkaartenfabrikanten werkzaam geweest. In Utrecht vinden we in de
periode 1645 tot 1733 drie speelkaartenmakers, één in Den Haag in 1698 en één
in Amersfoort in 1831. Ook in Zwolle en Den Bosch rond 1853 en Arnhem 1823.
In Maastricht vier, allen rond 1850, waarvan een
fabrikant zich later in Zevenaar vestigde. De meesten werkten slechts enkele jaren (zie naamlijst).
PAPIER
Het duurste product, voor de vervaardiging van speelkaarten, was het
papier. Hoe verder men het moest kopen, hoe duurder het product. In de 16e
eeuw werd er in Holland nauwelijks papier gemaakt, dus nauwelijks
interessant genoeg om als speelkaartenmaker aan de slag te gaan. Dit in
tegenstelling tot de Zuidelijke Nederlanden, waar al in 1405 in Hoei de eerste
papiermolen wordt vermeld. |
|
Toen men na 1585 geen papier meer kon betrekken uit Antwerpen, tot dan toe
een middelpunt van de papierhandel, begon men met de bouw van papiermolens. De
eerste werd te Zwijndrecht gebouwd. Al spoedig volgden andere steden. Vanaf
ca 1590 vond een echte
concentratie plaats op de Veluwe (in 1740 telde men hier 168 papiermolens)
en in de Zaanstreek. De handel, ook internationaal, liep nu over Amsterdam. De
belangrijkste afnemer in de 17e eeuw was Engeland. Toch waren de
Nederlanden met betrekking tot hun papierbehoeften niet "selfsupporting". Papier werd nog ingevoerd vanuit Duitsland, Frankrijk en
Zwitserland. Dit blijkt o.a. uit vele contracten van speelkaartenmakers. Papier werd gemaakt van lompen, die voornamelijk uit Duitsland werden
ingevoerd. |
|
"Papiermakers" door M., maker onbekend, rond 1689. |
BELASTINGEN
Over de belasting op speelkaarten is veel gepubliceerd. Het Belasting
& Douane Museum heeft diverse publicaties aan dit onderwerp gewijd. Ook het
boek "BELASTING IS TROEF" van Filip Cremers, geeft een duidelijk overzicht.
Dankzij de belastingen komen wij meer te weten over het wel en wee van de
kaartenmakers. Elke ingevoerde belasting leverde stromen van bezwaren op,
gericht aan de overheid. |
||
Zoals de belasting van 1797, waarbij schoppenaas moest worden voorzien
van een |
||
ontwerpen van Hollandse belastingazen, 1797 |
||
Kaartenmakers Ribbeck en Blyenburgh gooiden er nog een schepje bovenop. |
||
De belasting zou tot ca 1805 gehandhaafd blijven. De geringe opbrengsten, veroorzaakt
door een te duur inningsysteem, fraude met valse azen, smokkel (vooral uit België)
en belasting ontduiking, maakten een einde aan deze belasting. Voorheen
waren al de nodige pogingen ondernomen om een belasting in te voeren, de meesten
echter zonder succes. |
HET HOLLANDSE DUIVELS PRENTENBOEK
Soms lijkt het er op, dat het verbod op het spelen met de kaart van
oudere datum is dan de uitvinding van de speelkaart. Al eind 14e eeuw
worden kaarten verbrand of verboden. Ook in Holland, zoals in Deventer in 1463,
waar het kaartspel in de wijntaveernen werd verboden of zoals in Amsterdam in
1461 een handvest werd uitgevaardigd waarbij vals spelen van o.a. het kaartspel
wordt gestraft met het uitsteken van beide ogen. |
In de 16e en 17e eeuw bevoeren Hollanders alle
wereldzeeën. Uit een reisverslag, uit 1646 naar Batavia van het schip
"De Nieuwe Delft", blijkt dat het aan boord was verboden "Te kaarten of
dobbelen of het niet bijwonen van het ochtendgebed". Overtreders werden
gestraft met "enkele dagen verblijf in de ijzers". Algemeen was het op
de schepen verboden kaarten aan boord te brengen. Men werd in de boeien
geslagen, op water en brood gezet en de kaarten werden overboord gegooid. |
|
"Kaartspelers in oude herberg" door Adriaen Brouwer, ca 1635. |
Lex Rijnen